Klik hier voor grote afbeelding (met gegevens)
Borstwering   van zolder

Als je in een kap staat, dan zie je meestal aan de zijkanten een laag muurtje. Dat is de borstwering. Het is het bovenste deel van de gevel (of zijmuur) en hierop ligt de muurplaat, die de sporen draagt. Wat lager is bij ieder spant een korte balk ingemetseld, het blokkeel, dat het spantbeen vasthoudt.

Als je een foto ziet van een ruimte in een kap zonder borstweringen, dan is het geen zolder, maar een vliering. Die ligt boven de zolder, daarom is er geen borstwering te zien.
Een uitzondering vormen gebouwen waar het gebruik van de ruimte in de kap geen prioriteit had. Er hoefde toch niet veel opgeborgen te worden. Oh ja, ook bepaalde, schandalig armoedige kameren, die door hebzuchtige woekeraars in de 19e eeuw voor héél arme mensen gebouwd werden, hadden soms geen borstwering, hoewel op die onbeschoten zolders heel wat kinderen moesten slapen. Het Hofje van Veelo in Utrecht is er een voorbeeld van.
Terug naar de gewone zolders. Opslag is daarvan eeuwenlang de belangrijkste functie geweest. Hoe hoger de borstwering, hoe meer bruikbaar vloeroppervlak. Maar de schuine spantbenen staan daardoor wel steeds meer in de weg. Daarom werd de borstwering niet al te hoog gemaakt en door toepassing van krommers of kreupele stijlen werd zoveel mogelijk voorkomen dat men zijn hoofd stootte. Dat kwam goed uit toen zolders langzamerhand als woonruimte in gebruik genomen werden.
Vanaf de tweede helft van de 19e eeuw werden de borstweringen soms zo hoog opgetrokken, dat ze het (platte) dak rechtstreeks gingen dragen: bij de zolderverdieping onder het platte dak met schild noem je deze muren dan ook geen borstweringen meer.


Tekst: Jean Penders (12-2006). Bronnen: zie literatuurlijst. Afbeelding: Jean Penders